Overslaan en naar de inhoud gaan

Werk bespaart bijstand

Gepubliceerd op 31 mei 2018

Iemand die aan het werk gaat, doet minder beroep op de uitkering. Dat klinkt logisch, maar in de praktijk laten gemeenten hun blik nog weleens vertroebelen door de complexe financieringssystematiek.

Iemand die aan het werk gaat, doet minder beroep op de uitkering. Dat klinkt logisch, maar in de praktijk laten gemeenten hun blik nog weleens vertroebelen door de complexe financieringssystematiek.

Leidt de bespaarde uitkering ook daadwerkelijk tot een besparing voor de gemeente? Grosso modo wel, betogen Henriëtte Maas van SW-bedrijf Westrom en Martin Heekelaar van Berenschot.

De Participatiewet laat er geen misverstand over bestaan: het is de taak van gemeenten om zoveel mogelijk bijstandsgerechtigden en mensen met een arbeidsbeperking aan werk te helpen. Het uitgangspunt is om niet te kijken naar wat mensen niet kunnen, maar naar wat zij wél kunnen. Toch zijn werkgevers vaak bezorgd dat mensen uit deze doelgroep hen meer kosten dan opleveren. Daarom beschikken gemeenten over het instrument loonkostensubsidie. Deze subsidie is bedoeld voor iedereen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kan verdienen. De werkgever betaalt de medewerker het minimumloon; de gemeente betaalt de werkgever het verschil tussen het minimumloon en de loonwaarde van de medewerker in kwestie. Op die manier krijgt de werkgever compensatie voor het tekort aan arbeidsproductiviteit. 

Tips 

  • Laat je niet belemmeren door de complexe financieringssystematiek. De Participatiewet geeft gemeenten een concrete opdracht – zoveel mogelijk bijstandsgerechtigden en mensen met een arbeidsbeperking aan het werk helpen – en die moet je uitvoeren. Punt. 
  • Het is weliswaar ingewikkeld, maar het is te snappen op welke manier loonkostensubsidie en bijstandsbudget met elkaar samenhangen. Verdiep je daarin. Financiële argumenten kunnen je beleidsinhoudelijke standpunten ondersteunen.
  • Maak een verbinding tussen de beleidsafdeling en de financiële afdeling. In bijna alle gemeenten opereren deze ambtenaren op verschillende afdelingen en onder verschillende wethouders. 
  • Maak deze verbinding ook in je hoofd. Het ministerie van SZW hanteert met de Participatiewet een financiële prikkel voor gemeenten om de zelfredzaamheid van mensen zoveel mogelijk te stimuleren. Om goed beleid te kunnen maken, moet je de basisprincipes van de financiering kennen. 
  • Het heeft wel degelijk een financieel voordeel als je mensen aan de slag helpt met behulp van een loonkostensubsidie. Gemeenten die achterblijven bij andere gemeenten, snijden in hun eigen vlees. 

Weinig kennis over financiële kant loonkostensubsidie

Tot zover is het verhaal duidelijk. Maar over de financiële kant van de loonkostensubsidie is veel minder bekend onder gemeenten. En dan met name over de manier waarop het saldo van de betaalde subsidie en de bespaarde uitkering doorwerkt in het bijstandsbudget (ook wel inkomensdeel of BUIG-budget). Vaak houden de beleidsambtenaren bij de gemeente zich enkel bezig met de inhoud van de loonkostensubsidie. De financiële paragraaf wordt ingevuld door hun collega's van de financiële afdeling. Hierdoor hebben zij vaak geen goed zicht op de financiële consequenties van de inzet van loonkostensubsidies.

De vrees is dat een besparing leidt tot verlaging van het bijstandsbudget in de toekomst. Dan snijdt een gemeente zichzelf toch in de vingers? Maar zo simpel is het niet, verduidelijkt Martin Heekelaar, sectorleider bij organisatieadviesbureau Berenschot. "De financiële gevolgen zijn afhankelijk van de grootte van de gemeente. Voor gemeenten met meer dan 40.000 inwoners werkt een besparing relatief beperkt door in het bijstandsbudget. Voor gemeenten met minder dan 15.000 inwoners worden de besparingen na twee jaar afgeroomd van het bijstandsbudget. Tot die tijd houden zij 'geld over' als ze een besparing realiseren. Voor alle gemeenten geldt dat veranderingen in de bijstandsuitgaven één op één doorwerken in het macrobudget voor het jaar daarna." 

‘Verval niet in inertie’

Heekelaar concludeert: "Grotere gemeenten worden er financieel wijzer van als ze besparen op de bijstand. Voor hen geldt dus de vuistregel dat ze het zo goed mogelijk moeten doen. Ofwel: zoveel mogelijk mensen aan het werk helpen. Kleinere gemeenten moeten zorgen dat ze het niet slechter doen dan het landelijk gemiddelde." 

Heekelaar en Maas roepen gemeenten op om zich niet te laten belemmeren door de technische, complexe financieringssystematiek. Heekelaar: "Ik kom voorbeelden tegen waarbij gemeenten vervallen in inertie – en dat is niet goed. Voorop staat dat de opdracht van de Participatiewet wordt uitgevoerd. Bovendien leiden bovengemiddelde prestaties tot een positief financieel saldo."

Heekelaar geeft een simpel voorbeeld. "Stel dat iemand een loonwaarde heeft van 70 procent. Dan moet de gemeente een loonkostensubsidie verstrekken van 30 procent van het wettelijk minimumloon, ofwel 7.500 euro per jaar. Aan uitkeringskosten bespaart zij (gemiddeld) 15.500 euro per jaar. Per saldo geeft de gemeente hier dus 8.000 euro minder uit." Hoe de rekensommen per gemeente precies uitpakken, kan iedere gemeente uitrekenen met de inspiratietool en het rekenblad die Berenschot en brancheorganisatie Cedris hebben opgesteld (zie 'relevante links'). 

Snel aan de slag met loonkostensubsidie 

Het kabinet wil in 2019 het systeem van de loonkostensubsidie vervangen door loondispensatie. Hierbij hoeft een werkgever alleen nog loon te betalen op basis van de productiviteit van de werknemer. Iemand met bijvoorbeeld 50 procent arbeidsvermogen krijgt dan 50 procent van het minimumloon uitbetaald. Vervolgens vult de gemeente dit loon aan tot het niveau van het volledige minimumloon. Hierover is een hoop te doen, maar in 2018 gaat er hoe dan ook nog niets veranderen. En dat is volgens Job Cohen, voorzitter van Cedris, alleen al genoeg reden voor gemeenten om voortvarend aan de slag te gaan met de loonkostensubsidie

Maar ook als de loondispensatie werkelijkheid wordt, verandert dit niets aan het principe 'werk bespaart bijstand', betoogt Maas. "Ook via de aanvulling voor de medewerker – en niet voor de werkgever – kan de gemeente geld besparen."