Overslaan en naar de inhoud gaan

Voorschakeltraject opent deuren naar werk in de kinderopvang

Gepubliceerd op 19 november 2024

Kansen voor mensen met een ondersteuningsbehoefte

Een voorschakeltraject biedt kansen voor mensen met een ondersteuningsbehoefte én voor werkgevers die dringend personeel zoeken. Zo volgden 14 vrouwen dit jaar het voorschakeltraject kinderopvang via het WerkgeversServicepunt Midden-Utrecht (WSP-MU). Lydia Gunnink en Jeannot Nijpjes, beide werkzaam bij het servicepunt, vertellen over de opzet van het traject. Welke succesfactoren zien zij en hoe kan de kinderopvangsector deze optimaal te benutten?

In 2022 stuurde minister Van Gennip een brief naar de Tweede Kamer over het personeelstekort in de kinderopvang. Dit leidde in Utrecht tot een rondetafelsessie met de gemeente, kinderdagverblijven, onderwijspartijen, het servicepunt en de brancheorganisatie. “De kinderopvang staat onder grote druk door een tekort aan pedagogisch medewerkers en lange wachtlijsten,” vertelt Lydia Gunnink, bedrijfsadviseur bij WSP-MU.

“Daarom ontstond het idee van een voorschakeltraject voor mensen die graag in de kinderopvang willen werken, maar nog niet de juiste ervaring of opleiding hebben. Het traject is opgezet en uitgevoerd samen met ROC Midden-Nederland, MBO Utrecht en NCB, en het Leerwerkloket was betrokken bij de ontwerpfase. Het traject biedt de deelnemers een zachte landing in deze sector en de mogelijkheid zich verder te ontwikkelen.”

Portretten van Jeannot Nijpjes en Lydia Gunnink
V.l.n.r. Jeannot Nijpjes en Lydia Gunnink

Ruimte voor een nieuwe start

Opvallend was dat bijna alle 14 vrouwen die in januari 2024 aan het voorschakeltraject begonnen, een niet-Nederlandse culturele achtergrond en dezelfde motivatie hebben. Lydia: “De meesten hebben de tijd van thuis zijn en voor de kinderen en het huishouden zorgen, achter zich gelaten. Ze voelen nu de ruimte om ‘iets voor zichzelf’ te doen en willen graag met kinderen werken. We merken dat ze het voorschakeltraject als een unieke kans zien om een nieuwe start te maken en verder te groeien.”

Bij selectie van de vrouwen ging het niet alleen om hun motivatie, ook hun leervermogen en taalniveau werden getoetst, vertelt Jeannot Nijpjes, strategisch beleidsadviseur bij het servicepunt en betrokken bij verschillende voorschakeltrajecten. “Deelnemers hoeven geen vloeiend Nederlands te spreken, maar we verwachten wel een zeker basisniveau en de bereidheid om hun taalvaardigheid te verbeteren. Veel kinderopvangorganisaties vinden dat ook een belangrijke deelnamevoorwaarde.”

Modulair voorschakeltraject op maat

“Een van de succesfactoren van het voorschakeltraject is dat deelnemers beginnen als groepshulp, zodat ze geleidelijk wennen aan het werk in de kinderopvang,” vertelt Jeannot. Het traject duurt 17 weken, waarbij de vrouwen twee dagen per week stagelopen in de dagopvang of de buitenschoolse opvang (bso). Hier ondersteunen ze bij taken zoals opruimen, fruit snijden, schoonmaken, boekjes voorlezen en de begeleiding wanneer kinderen naar buiten gaan.

Daarnaast volgen de vrouwen lessen in taal en werknemersvaardigheden, en krijgen ze vakinhoudelijke scholing. Lydia: “Werknemersvaardigheden zijn belangrijk, omdat mensen met een andere culturele achtergrond soms andere werkgewoonten hebben. Dat kan tot misverstanden leiden. Bijvoorbeeld als iemand gewend is afstand te houden van collega’s of geen oogcontact te maken. We vinden het belangrijk om aandacht te besteden aan deze verschillen.”

Het traject is modulair opgebouwd, waardoor onderdelen aangepast kunnen worden aan de behoeften van deelnemers. Zo hoeft iemand die al goed Nederlands spreekt geen taallessen te volgen. Verder is er voor zowel de deelnemer als de kinderopvangorganisatie ter ondersteuning een coach beschikbaar van een van de Utrechtse ROC’s.

Professionele én persoonlijke groei

De eerste groep vrouwen heeft het voortraject met succes afgerond en kan trots een officieel certificaat aan de muur hangen. Een aantal van hen werken nu als groepshulp en zes vrouwen zijn gestart met een BBL-opleiding niveau 3, waarmee ze op weg zijn naar een baan als pedagogisch medewerker. “De goede begeleiding en vooral het sterke groepsgevoel droegen hieraan zeker bij,” vertelt Lydia. “Het is mooi om te zien hoe hecht deze vrouwen zijn geworden! Ze moedigden elkaar aan en namen elkaar mee in hun enthousiasme.”

Bovendien bracht het voorschakeltraject niet alleen vooruitgang op het gebied van werk en opleiding, maar had deze voor sommige vrouwen ook een grote persoonlijke impact. “Sommigen overwonnen persoonlijke obstakels, zoals de angst om Nederlands te spreken, en namen stappen om hun dagelijks leven te verbeteren. Eén vrouw die bijna nooit de deur uitging, nam nu haar kinderen mee naar de bioscoop. Dat is toch geweldig?”

Investeren in groepshulpen loont

Inmiddels zijn in september acht nieuwe kandidaten gestart met een voortraject en staan er al tien nieuwe kandidaten klaar om per februari 2025 te starten. “Aan interesse geen gebrek,” zegt Lydia lachend. “De eerste keer hadden we maar liefst 40 geschikte aanmeldingen, dat is weleens anders bij dergelijke trajecten,” vult Jeannot aan. De grootste uitdaging ligt volgens hem bij het vinden van kinderopvangorganisaties die mee willen doen. “Vooral grotere organisaties zijn terughoudend met het inzetten van groepshulpen. Dat is begrijpelijk, want er is op dit moment geen aantrekkelijke businesscase voor groepshulpen. Daarnaast zijn de subsidiemogelijkheden beperkt: per organisatie kun je voor slechts twee groepshulpen subsidie krijgen.”

Daarom benadrukken Lydia en Jeannot ook graag de voordelen van groepshulpen via het voorschakeltraject. Lydia: “Deze mensen staan te popelen om aan de slag te gaan en hebben vaak het potentieel om door te groeien naar niveau 3. Als je als werkgever in hen investeert, ben je na verloop van tijd misschien wel een nieuwe pedagogisch medewerker rijker. Iemand die niet alleen heel gemotiveerd is, maar ook jouw organisatie al goed kent dankzij de ervaring als groepshulp. Tegelijkertijd geloven we ook echt in de kracht van de groepshulp. Ook wie niet doorstroomt kan van grote waarde zijn, en sommige kinderdagverblijven zien dat gelukkig al in.”

Tips en aanbevelingen

  • Ontwikkel voorschakeltrajecten specifiek gericht op mensen met een ondersteuningsbehoefte, waaronder mensen met een andere culturele achtergrond.
  • Zorg voor een modulair en stapsgewijs introductieprogramma, zoals een voorschakeltraject van 17 weken, waarbij deelnemers met name ondersteunende taken uitvoeren. Zo kunnen ze rustig wennen aan de werkomgeving.
  • Bied taallessen en vakgerichte scholing die aangepast kunnen worden aan het niveau en de behoeften van de deelnemers. Dan kan iedereen een eigen tempo aanhouden om te leren en groeien.
  • Besteed aandacht aan culturele verschillen en werknemersvaardigheden. Dit vermindert misverstanden en zorgt voor een goede samenwerking tussen deelnemers en hun collega’s.
  • Zorg voor goede begeleiding en ondersteuning, en versterk het groepsgevoel. Dit helpt deelnemers bij hun persoonlijke ontwikkeling en verhoogt hun motivatie.
  • Zoek naar structurele financiering voor het voorschakeltraject en onderzoek mogelijkheden om het traject verder uit te breiden naar andere sectoren.

Inzetten op breder ontwikkelpad

Het voorschakeltraject kinderopvang is het eerste traject in Utrecht in deze vorm. Om ook in de toekomst bij te kunnen dragen aan oplossingen voor sectoren met arbeidskrapte, ziet het WSP twee belangrijke aandachtspunten. Lydia: “Dit traject krijgt nu tijdelijke subsidies, maar voor een duurzame aanpak hebben we structurele financiering nodig. We kijken daarom naar mogelijkheden om het project verder uit te breiden naar een breder sectoraal ontwikkelpad. We willen voorkomen dat we telkens opnieuw het wiel moeten uitvinden.”

Jeannot vult aan: “We voerden al gesprekken met ROC Midden-Nederland, MBO Utrecht en het NCB om een modulair traject te ontwikkelen met verschillende richtingen. Denk aan een mbo-2 opleiding voor helpenden in de zorg. Ons doel: dit traject zo snel mogelijk uitrollen in de regio.  Dan zijn we minder afhankelijk van schommelingen op de arbeidsmarkt. Als er meer vraag is in de ene sector en minder in de andere, kunnen we daarop inspelen door flexibel te zijn. Het fundament ligt er. Nu willen we verder ontwikkelen.”