Overslaan en naar de inhoud gaan

Loonkostensubsidie

Op deze pagina vind je meer informatie over loonkostensubsidie. Dit is een instrument binnen de Participatiewet. Net als loondispensatie, beschut werk, detachering, proefplaatsing en jobcoaching.

Algemene informatie

Wat is loonkostensubsidie

Werkgevers kunnen in aanmerking komen voor loonkostensubsidie van de gemeente als zij mensen met een arbeidsbeperking – voor wie de gemeente verantwoordelijk is – in dienst nemen. Ook voor mensen die beschut werk doen kunnen werkgevers loonkostensubsidie krijgen. 

Voorwaarde is dat een werknemer met voltijdse arbeid niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen. De werkgever betaalt zo alleen voor de werkelijke arbeidsproductiviteit van de werknemer. 

Wat is het loon dat de werkgever betaalt

De werkgever betaalt de werknemer volledig loon, volgens de voor hem geldende CAO of als die niet van toepassing is, het wettelijk minimumloon. 

De loonkostensubsidie bedraagt het verschil tussen de loonwaarde van de werknemer en het minimumloon. De loonwaarde wordt zo objectief mogelijk op de werkplek bepaald aan de hand van een gevalideerde loonwaardemethode en er vindt periodiek een herbeoordeling van de loonwaarde plaats.

Wat is de maximale subsidie

De loonkostensubsidie is maximaal 70 procent van het wettelijk minimumloon. De werkgever ontvangt daarnaast een vergoeding voor de werkgeverslasten (op dit moment 23 procent van de loonsom waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt). Het eventuele verschil tussen minimumloon en CAO-loon is voor rekening van de werkgever.

Hoe werkt het met detachering

Het kan ook zijn dat de werknemer wordt gedetacheerd. De werkgever bij wie de werknemer gaat werken, betaalt dan een inleenvergoeding aan de werkgever die detacheert (de formele werkgever). Bij het bepalen van de hoogte van de inleenvergoeding kan rekening worden gehouden met de hoogte van de loonkostensubsidie.

Gemeenten en loonkostensubsidie

Gemeenten kunnen loonkostensubsidie betalen uit het Inkomensdeel (BUIG budget). Het Rijk voegt hiervoor extra middelen toe aan het gemeentelijke budget. Voor het opnemen van de loonkostensubsidie in de gemeentelijke verordening kunnen gemeenten gebruikmaken van de Modelverordening loonkostensubsidie Participatiewet.

Werkgevers kunnen in het doelgroepregister zien welke mensen onder de banenafspraak vallen. 

Gemeenten stellen zelf de doelgroep voor loonkostensubsidie vast.

Let op! Gemeenten kunnen loonkostensubsidie ook voor andere doelgroepen verstrekken. Het gaat dan veelal om tijdelijke vormen op basis van lokale of regionale afspraken die al langer geleden zijn gemaakt. De subsidie wordt vooral als stimulans ingezet om uitkeringsgerechtigden te kunnen laten werken. Deze vorm van loonkostensubsidie wordt gefinancierd uit het Participatiebudget. De hiervoor beschreven landelijke regeling is gericht op mensen met een arbeidsbeperking en is niet per definitie tijdelijk. Deze nieuwe vorm wordt gefinancierd uit het inkomensdeel van het budget van gemeenten. 

Kosten / subsidiebedrag

Deze loonkosten regeling betreft een tegemoetkoming aan de werkgever in de loonkosten van een medewerker met een arbeidshandicap en een verminderde arbeidsproductiviteit. De werkgever betaalt alleen voor de werkelijke arbeidsproductiviteit. 

De werknemer ontvangt het volledige CAO-loon of tenminste het wettelijk minimumloon. De werkgever ontvangt van de gemeente een subsidie ter hoogte van het verschil tussen het wettelijke minimumloon en de loonwaarde van de werknemer.

Wetswijzigingen

Met de wetswijziging van 17 november 2016 in de Participatiewet en enkele andere wetten ten behoeve van het stroomlijnen van de loonkostensubsidie is er een wettelijke basis voor gemeenten om tijdens de eerste zes maanden van een dienstbetrekking een loonkostensubsidie van 50 procent van het minimumloon in te zetten (dus zonder loonwaardebepaling). Na dit halfjaar kan alleen loonkostensubsidie worden ingezet op basis van een op de werkplek vastgestelde loonwaarde.  Zie ook het Wetsvoorstel vereenvoudiging en stroomlijning Participatiewet en Participatiewet (artikel 10d)

De vaste loonkostensubsidie in het eerste half jaar van het dienstverband houdt in dat werkgevers en gemeenten de mogelijkheid krijgen om het eerste halfjaar van het dienstverband een (forfaitaire) loonkostensubsidie op grond van artikel 10d van de Participatiewet van 50 procent van het minimumloon overeen te komen. Na het eerste half jaar past de gemeente de loonkostensubsidie aan op basis van een objectief op de werkplek vastgestelde loonwaarde van de werknemer. Een forfaitaire loonkostensubsidie maakt de start van een dienstverband met iemand uit de doelgroep loonkostensubsidie gemakkelijker voor een werkgever. Bovendien kan in het eerste halfjaar een goed beeld worden verkregen van de capaciteiten van de werknemer.

Met de wetswijziging van 17 november 2016 kan ook de frequentie van de loonwaardemeting meer flexibel en persoonsgericht worden geregeld. Bij het bepalen van de termijn waarop de loonwaarde opnieuw moet worden vastgesteld is het mogelijk om de situatie van de individuele werknemer en het ontwikkelingsperspectief mee te wegen bij het bepalen van de termijn waarop de loonwaarde opnieuw moet worden vastgesteld. 

Op 1 januari 2022 is een wetswijziging in gegaan die de samenloop van een uitkering van UWV en Loonkostensubsidie van de gemeente eenvoudiger maakt. Hierdoor betaalt de gemeente niet meer te veel loonkostensubsidie, die de werkgever achteraf moet terugbetalen. En werkgevers hoeven hierdoor hun medewerker(s) die werken met Loonkostensubsidie, alleen nog ziek en/of beter te melden bij UWV en niet meer ook bij de gemeente. De administratieve wijzingen maken deel uit van het wetsvoorstel Breed Offensief. Zie ook Q&A Wijziging proces ziek/beter melden bij Loonkostensubsidie (LKS).

Zie overzicht breed offensief voor de toekomstige ontwikkelingen t.a.v. de loonkostensubsidie. 

Loonkostensubsidie voor jongeren die al werken

De Participatiewet is inmiddels aangepast zodat gemeenten loonkostensubsidie kunnen inzetten voor schoolverlaters afkomstig uit het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwisj of de entreeopleiding MBO die al zijn gaan werken bij een werkgever en van wie de gemeente op basis van een gevalideerde loonwaardemethode heeft vastgesteld dat zij op een concrete werkplek niet het WML kunnen verdienen. 

Vanuit de praktijk (scholen, professionals, cliënten) waren er signalen dat schoolverlaters al bij werkgevers aan de slag zijn, maar dat verlenging of voortzetting van het contract niet mogelijk was als er geen loonkostensubsidie werd verstrekt. Via het nieuwe artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet mogen gemeenten nu ook loonkostensubsidie inzetten voor schoolverlaters die al aan het werk zijn.

Rekentool loonkostensubsidie

De loonkostensubsidie is te berekenen via de webbased rekentool loonkostensubsidie. Hierbij is uitgegaan van de nieuwe regels die per 1 januari 2017 gelden waarbij de loonwaarde niet meer wordt vastgesteld ten opzichte van het 'rechtens geldend loon', maar ten opzichte van het wettelijk minimum loon. Je kunt aangeven welke CAO (36, 38 of 40 uur) van toepassing is. Verder is de tool uitgebreid zodat o.a. de besparing bij de inzet van loonkostensubsidie ten opzichte van een uitkering zichtbaar wordt voor de gemeente. Lees ook de gebruikershandleiding rekentool loonkostensubsidie.

Werkwijze loonkostensubsidie aanvragen

Voor de aanvraag van loonkostensubsidie kunnen werkgevers contact opnemen met het regionale Werkgeversservicepunt in de arbeidsmarktregio
De gemeente hanteert een in de arbeidsmarktregio afgesproken methodiek voor de loonwaardemeting waarmee de arbeidsproductiviteit van medewerkers met een arbeidshandicap op de werkplek wordt vastgesteld. Deze vormt de basis voor de vaststelling van de loonkostensubsidie. Zie voor meer informatie ook het instrument loonwaardebepaling.

Praktijkvoorbeelden

Betrokken organisaties

UWV, Arbeidsmarktregio’s en gemeenten.