Overslaan en naar de inhoud gaan

Veelgestelde vragen wet Van school naar duurzaam werk

Deze FAQ geeft antwoord op de meest gestelde vragen over de wet Van school naar duurzaam werk. De inhoud wordt door de beleidsmedewerkers van de ministeries van OCW en SZW regelmatig geactualiseerd.

  • De aanpak van voortijdig schoolverlaten blijft een belangrijk doel. Een van de twee doelen van de wetgeving blijft het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. Er komt met het wetsvoorstel een doel bij: Zoveel mogelijk jongeren volgen onderwijs en/of werken. In de nieuwe regeling wordt de vsv-definitie aangepast, moeten regio’s afspraken maken over onderwerpen waardoor veel jongeren vsv’er worden en moeten maatregelen voldoen aan een aantal eisen. Hiermee wordt beoogd dat regio’s effectieve maatregelen nemen gericht op de jongeren met een hoog risico op uitval. 

  • Ja. In de doorstroompuntregio moet men een regionaal programma maken dat o.a. inzet op het voorkomen van vsv van 12 tot 27 jaar. In lagere regelgeving wordt opgenomen dat het regionaal programma gericht moet zijn op jongeren met een hoge kans op uitval of om niet aan het werk te komen. De school zorgt voor passende ondersteuning en bewaakt de schoolaanwezigheid.

  • Nee. Het regionaal programma zet in op het voorkomen van vsv van 12 tot 27 jaar. 

  • Ja. De wettelijke taak voor het melden van ongeoorloofd verzuim van mbo-instellingen en Doorstroompunten wordt verhoogd van 23 naar 27 jaar. Dit betreft alleen jongeren die nog geen startkwalificatie hebben.

  • Samenwerkingsverbanden hebben geen formele rol. In de Regeling vertegenwoordigt de contactschool de andere onderwijspartijen vo en mbo in de regio. In de praktijk sluiten samenwerkingsverbanden wel soms aan bij projectgroepen of het bestuurlijk overleg. Het is aan de regio zelf om hier afspraken over te maken.

  • Het regionaal programma wordt opgesteld door de contactgemeente ‘mede namens’ de andere gemeenten in de Doorstroompuntregio. OCW en SZW gaan ervan uit dat de contactgemeente optreedt mede namens de andere gemeenten.

    De gemeenten die uit hun midden een contactgemeente aanwijzen, zouden ervoor kunnen kiezen om de aanwijzing van die gemeente schriftelijk vast te leggen, waarbij de contactgemeente dan tevens wordt gemachtigd om namens hen een regionaal programma op te stellen. Hoe de (colleges van B&W van de) gemeenten hieraan invulling geven, is echter aan de gemeenten zelf.

    Ondertekening van het regionaal programma dient te geschieden door een daartoe bevoegde functionaris van de contactgemeente.

  • Ja, dit is geregeld in de Awb.

  • In de situatie waarin een Doorstroompuntregio overlapt met meerdere arbeidsmarktregio’s - waardoor er meerdere centrumgemeenten bij één regionaal programma moeten worden betrokken - mogen deze centrumgemeenten hun taken onderling verdelen en/of ook uitbesteden aan andere partijen. 

  • De centrumgemeente van de betrokken arbeidsmarktregio’s:

    • draagt bij aan de totstandkoming en uitvoering van het regionaal programma en vertegenwoordigt en ondersteunt daarbij de gemeenten in de arbeidsmarktregio;
    • sluit aan bij het regionaal bestuurlijk overleg;
    • draagt bij aan de effectrapportage.
  • Het regionaal programma wordt opgesteld door het college van B&W van de contactgemeente ‘mede namens’ de andere gemeenten in de Doorstroompuntregio. 

  • Nee, zo’n mandaat wordt niet automatisch verlengd en zeker niet bij gewijzigde inhoud! Voor een nieuw/gewijzigd regionaal programma moet een nieuw mandaat opgehaald worden. Ook van de colleges van de regiogemeenten. Dit geldt tenzij er andere afspraken zijn in een Dienstverleningsovereenkomst (DVO) of Gemeenschappelijke Regeling (GR).
     

  • Indien een jongere WW rechten heeft opgebouwd zal in eerste instantie begeleiding door UWV plaatsvinden. As de WW rechten beperkt zijn zal de begeleiding door UWV  slechts kort zijn. Het is aan de (arbeidsmarkt-)regio’s om hier nadere afspraken over te maken.

Budgetten

A. Algemeen

  • In de PowerPoint-presentatie op Samen voor de Klant bovenstaand schema staan de budgetten voor de reguliere taken die samenhangen met het wetsvoorstel onder punt 1 t/m 5. 

  • Zowel de algemene uitkering als de DU worden geschaard onder het gemeentefonds. Het gemeentefonds valt onder het budgetrecht van de gemeenteraad, waarbij de gemeenteraad kan besluiten (een deel) van het budget een andere bestemming te geven.

    Als een DU aan contactgemeenten wordt verstrekt, kan het complexer zijn om een regionaal programma te maken. Dit kan de effectiviteit van de aanpak verminderen. Andere regiogemeenten, waarvoor het geld ook bedoeld is, kunnen dan niet afdwingen dat de contactgemeente het beschikbare geld aan de beoogde doelen uitgeeft. Met een specifieke uitkering moet het geld besteed worden aan het beoogde doel en worden voldaan aan de voorwaarden. 

  • In het totaaloverzicht van de financiën van het wetsvoorstel (presentatie, pagina 20)krijgen de drie organisaties budget voor hun nieuwe wettelijke taken. Bij nieuwe/uitbreiding van wettelijke taken hoort de uitvoerende partij immers voldoende budget te ontvangen:

    1. Individuele scholen voor de aanvullende loopbaanbegeleiding (zie schema bij 1)
    2. Doorstroompunten voor de uitbreiding van hun doelgroep tot 27 jaar (zie schema bij 3)
    3. En individuele gemeenten (W&I) voor de begeleiding naar werk, art 7A P-wet (zie schema bij 4)

    Daarnaast moeten deze partners verplicht samenwerken in een aanvullend regionaal programma (zie schema bij 8 en 9).
    In de toelichting van de Regeling (concept) staat daarover het volgende (op pagina 20)

    Deze samenwerking wordt ondersteund door de gekozen financieringswijze. De wet voorziet in een specifieke uitkering aan de contactgemeenten die mede is bedoeld voor het regionaal programma. Deze regeling voorziet voorts in een subsidie aan contactscholen voor het regionaal programma. Deze tweeledige geoormerkte wijze van financiering zorgt voor een gelijkwaardige positie en gezamenlijke verantwoordelijkheid van Doorstroompunten en scholen. De centrumgemeente ontvangt een decentralisatie-uitkering voor de rol bij het regionaal programma.

    Op die manier kunnen de partijen organisatie-overstijgende en preventieve maatregelen nemen. De baten daarvan zijn vaak hoog, maar komen niet altijd volledig terecht bij de organisatie die de lasten draagt. Daarom was verstrekking van separate en/of niet geoormerkte middelen aan individuele gemeenten en scholen niet wenselijk. Dit zou ertoe leiden dat budget versnipperd raakt of wegvloeit, waardoor er geen gerichte regionale aanpak van de grond komt. Het krijgen van hulp voor een leerling of student in dezelfde klas met dezelfde ondersteuningsvraag zou dan bijvoorbeeld afhangen van zijn woonplaats en dit zou leiden tot aanzienlijke administratieve lasten en uitvoeringsproblemen voor Doorstroompunten, scholen en gemeenten.

    Hieruit volgt dat het budget dat de contactschool ontvangt voor het regionaal programma niet louter voor het onderwijs is en het budget dat de contactgemeente ontvangt niet louter voor de gemeenten. Het is een gezamenlijk budget voor het regionaal programma dat in z’n geheel aanvullend is op de wettelijke taken van de afzonderlijke partners.

B. Vragen budgetten individuele taken

De vragen hieronder - over de budgetten genoemd in het financieel overzicht - zijn ingedeeld volgens de nummering van dat financieel overzicht.

  1. Budget Aanvullende Loopbaanbegeleiding mbo
  2. Budget Loopbaanbegeleiding pro- en vso-scholen
  3. Budget Doorstroompuntfunctie
  4. Budget Ondersteuning door de (centrum)gemeente
  5. Budget Decentralisatie-uitkering Jeugd
  6. Budget Regionaal Programma Contactschool
  7. Budget Regionaal Programma Contactgemeente
  8. Vragen over Verdeelmodel CBS

3. Budget Aanvullende Loopbaanbegeleiding mbo

Geen vragen beschikbaar

4. Budget Loopbaanbegeleiding pro- en vso-scholen

  • Op basis van het aantal leerlingen in het vso met het uitstroomprofiel arbeidsmarkt en het aantal pro-leerlingen zonder aansluitende vervolgopleiding, met gemiddeld 7,5 uur per leerling in deze doelgroep. 

  • De bekostiging voor 2025 aan pro- en vso-scholen voor aanvullende loopbaanbegeleiding wordt nog dit jaar al aan de scholen overgemaakt. Het budget wordt als volgt verdeeld tussen pro en vso

    Verdeling pro vso (€)
      vanaf 2025 (1e jaar nazorg Extra vanaf 2026 (2e jaar nazorg) vanaf 2026 (totaal)
    Pro 900.000 450.000 1.350.000
    Vso 600.000 300.000 900.000
    Totaal 1.500.000 750.000 2.250.000

    Voor de vso-scholen worden de middelen voor loopbaanbegeleiding toegevoegd aan de basisbekostiging. Dit geldt ook voor praktijkonderwijs in Caribisch Nederland (CN). Voor vso gebeurt dit via een verhoging van het bekostigingsbedrag per leerling en voor praktijkonderwijs in CN door een kleine procentuele verhoging van alle bedragen in de basisbekostiging voor het vo (incl. MBO).

    Voor het praktijkonderwijs in Nederland werkt OCW aan een wetsvoorstel rondom directe ondersteuningsbekostiging en daar zal het bedrag voor loopbaanbegeleiding uiteindelijk ook in verwerkt worden. Voor de tussenliggende periode ontvangen pro-scholen in Nederland aanvullende bekostiging via een specifiek bedrag per pro-leerling in de regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden. 
    De gekozen methode betekent wel dat er niet wordt gekeken per school hoeveel leerlingen uitstromen naar werk (de beoogde doelgroep). Dit is een bewuste keuze, omdat een aparte verdeelsystematiek voor een relatief beperkt bedrag te veel administratieve lasten zou opleveren en omdat uitstroomcijfers voor bekostiging niet betrouwbaar zijn gebleken.

    Staatscourant 2025

    Dit jaar ontvangen de scholen bekostiging voor loopbaanbegeleiding in het eerste jaar na schoolverlaten, vanaf volgend jaar wordt dit aangepast naar bekostiging tot maximaal 2 jaar na schoolverlaten. 

  • De jongeren staan dan nog ingeschreven bij de pro- of vso-school. Het pro of vso krijgt dan de bekostiging, waarvan ze (een stukje) betalen aan het mbo voor de examinering. Als een jongere uitstroom naar de arbeidsmarkt, ligt de taak voor aanvullende loopbaanbegeleiding ligt dan bij de pro- of vso-school.

    Als de jongeren feitelijk worden ingeschreven bij het mbo is het een ander verhaal, dan moet het mbo dit regelen verantwoordelijk voor de aanvullende loopbaanbegeleiding. 

5. Budget Doorstroompuntfunctie

  • In het aangenomen wetsvoorstel van school naar duurzaam werk, is de duur van de aanvullende loopbaanbegeleiding twee jaar voor pro en vso-scholen. Dit is gewijzigd met een nota van wijziging. Hiervoor is € 750.000 overgeheveld van het Doorstroompunt naar de pro- en vso-scholen. Het argument hiervoor is dat deze scholen langer verantwoordelijk blijven voor hun oud-leerlingen en dat daardoor het Doorstroompunt minder jongeren op hoeft te pakken. 

    Goed voor Doorstroompunten om te weten, is dat het beschikbare budget vanaf 2026 naar verwachting toch hoger is dan eerder is gecommuniceerd in de Regeling regionaal programma en doorstroompuntfunctie 2026-2029 die in internetconsultatie is geweest. Dit komt omdat in de 1e supplementaire begroting van OCW nog loon- en prijsbijstelling wordt toegevoegd voor 2026 en verder. Dit zorgt ervoor dat het landelijke budget dat beschikbaar is voor de doorstroompuntfunctie in 2026 en verder met € 1,9 miljoen stijgt, naar € 67,6 miljoen per jaar structureel. Hierin is de overboeking van € 750.000 al opgenomen. 

    De middelen voor de Doorstroompuntfunctie worden op basis van het verdeelmodel van het CBS over de doorstroompuntregio’s verdeeld. De aangepaste bedragen voor de Doorstroompuntfunctie en het regionaal programma, worden verspreid zodra de 1e supplementaire begroting is aangenomen in de Tweede en Eerste Kamer. Deze bedragen worden opgenomen in de nieuwe Regeling regionaal programma en Doorstroompuntfunctie 2026-2029.

  • De specifieke uitkering voor de Doorstroompuntfunctie wordt verdeeld op basis van de opgave van de regio. Hiervoor wordt het verdeelmodel van het CBS gebruikt, te vinden op: https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2024/36/risicoscores-voortijdig-schoo….
    Het verdeelmodel van het CBS is ook uitgewerkt per gemeente. Dit kan de regio gebruiken als (een deel van) het budget verdeeld wordt per gemeente. 

  • Nee, dat klopt niet. Deze middelen blijven onderdeel van de specifieke uitkering voor het Doorstroompunt. Nu worden de middelen voor de taken van het doorstroompunt nog uitgesplitst in 4 onderdelen, waaronder de uitvoering van de kwalificatieplicht. Die onderverdeling vervalt. Het Doorstroompunt krijgt één budget dat ook ingezet kan worden voor 16- en 17-jarigen die vallen onder de kwalificatieplicht

  • Ja, maar het is goed om te bedenken dat de middelen voor de kwalificatieplicht grotendeels worden verstrekt via het gemeentefonds. Bij de invoering van de kwalificatieplicht is een klein deel toegevoegd aan de specifieke uitkering aan de contactgemeente van de Doorstroompuntregio. Dit zou tijdelijk zijn om de verzuimadministratie te verbeteren. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Van school naar duurzaam werk, per 1 januari 2026, blijven de Doorstroompunten dit kleine deel van de middelen voor de kwalificatieplicht ontvangen en kunnen zij dit blijven inzetten voor de uitvoering van de kwalificatieplicht. OCW doet dit omdat regio’s hebben aangegeven dat deze ‘kwalificatieplicht-middelen’ belangrijk zijn in de preventie van voortijdig schoolverlaten en het tot veel administratieve lasten zou leiden om kwalificatie-plichtigen uit te sluiten bij de besteding van deze middelen. Deze middelen zijn vanaf 2026 niet meer apart zichtbaar, maar vallen onder één budget voor het Doorstroompunt. 

    OCW vindt het wel belangrijk om te benadrukken dat de gemeente al geld krijgt voor de uitvoering van de kwalificatieplicht via het gemeentefonds en dat de wettelijke taak van het Doorstroompunt gericht is op de niet leer- en kwalificatie-plichtigen. Omdat in het gemeentefonds niet te achterhalen is welk budget voor de uitvoering van de leer- en kwalificatieplicht is gereserveerd, is er een risico dat gemeenten de uitvoering van de kwalificatieplicht alleen uit de middelen uit de specifieke uitkering aan het Doorstroompunt willen betalen.

  • De regering kan jaarlijks besluiten om Loon- en prijsbijstelling toe te passen. Indien dit het geval is, wordt dit gepubliceerd met de voorjaarsnota in het lopende kalenderjaar. DUO stuurt dan een aangepaste beschikking aan de contactgemeente voor de Doorstroompuntfunctie.

    Het budget voor de contactgemeente voor het regionaal programma kan ook geïndexeerd worden. Deze indexatie wordt tijdens de looptijd van het regionaal programma ook toegevoegd bij het budget voor de Doorstroompuntfunctie. Na afloop van het regionaal programma wordt dit uit het budget van de Doorstroompuntfunctie gehaald en alsnog toegevoegd aan het budget voor het nieuwe regionale programma. 

  • De nieuwe bedragen voor de Doorstroompuntfunctie zullen naar verwachting niet lager worden dan de bedragen die eerder gecommuniceerd zijn. 

  • Die gegevens zijn te vinden op: Risicoscores voortijdig schoolverlaten, 2021 en 2022 | CBS. Kijk bij risicoscores 2022, en dan op tabblad ‘Tabel 2’. Hier staat het aandeel van die gemeente in het landelijke budget (ongeveer € 65 miljoen). 

6. Budget Ondersteuning door de (centrum)gemeente

  • De middelen worden verstrekt met de meicirculaire van 2026, de eerste circulaire na de ingangsdatum van de wet.

  • De reguliere dienstverlening van W&I gaat van de reguliere middelen. Voor de uitvoering van het nieuwe artikel 7a krijgen gemeenten 9,9 mln structureel extra. Zie punt 4 van het financiële overzicht uit de PowerPoint-presentatie.

    Maatregelen uit het regionaal programma zijn aanvullend op de reguliere taken. Indien de partijen het erover eens zijn kan geld uit het regionaal programma ingezet worden voor gemeentelijke dienstverlening, bijvoorbeeld voor jongeren met meervoudige problematiek.

  • De maatregelen uit de Aanpak Jeugdwerkloosheid komen overeen met de maatregelen uit het wetsvoorstel. De middelen bestemd voor de tijdelijke Aanpak Jeugdwerkloosheid worden voor het laatst uitgekeerd in 2025. Na de inwerkingtreding per 1 januari 2026 van de nieuwe wet- en regelgeving ontvangen alle gemeenten middelen voor de uitvoering van het nieuwe artikel 7a uit de Participatiewet voor het ondersteunen van jongeren. 

    Aanvullende maatregelen kunnen gefinancierd worden het gezamenlijke regionale programma. Centrumgemeenten krijgen middelen voor hun coördinerende rol bij de totstandkoming en uitvoering van het regionaal programma. 

  • Scholen, Doorstroompunten en gemeenten krijgen elk een nieuwe wettelijke taak met bijbehorende financiële middelen op grond van het wetsvoorstel Van school naar duurzaam werk en geven hier naar eigen inzicht invulling aan. Voor gemeenten geldt daarbij dat zij het beleid voor het ondersteunen van jongeren op grond van het nieuwe artikel 7a van de Participatiewet moeten vastleggen in een verordening. De centrumgemeente zorgt ervoor dat de inhoud van het regionaal programma is afgestemd op de wijze waarop gemeenten hieraan uitvoering geven. Centrumgemeenten kunnen in gesprek aan gaan met regiogemeenten als eenheid in gemeentelijk beleid wenselijk wordt gevonden. Zij kunnen dit evenwel niet afdwingen. Zij kunnen niet treden in verantwoordelijkheden die zijn belegd bij individuele gemeenten. 

7. Budget Decentralisatie-uitkering Jeugd

  • Ja, dit is een van de 7 thema’s waarover de regio afspraken maakt in het regionale programma. 
    De manier waarop dat gebeurt is aan de regio zelf. Dat betekent ook dat het budget van de DU Jeugd niet 1 op 1 besteed hoeft te worden aan jongeren met meervoudige problematiek.

8. Budget Regionaal Programma Contactschool

  • Het budget voor het regionaal programma is een gezamenlijk budget van de hele Doorstroompuntregio, bedoeld voor een regionaal programma dat in z’n geheel aanvullend is op de wettelijke taken van de afzonderlijke partners (zie toelichting van de Regeling op pagina 20)
    Het budget dat de contactschool ontvangt voor het regionaal programma is dus niet louter voor het onderwijs is en het budget dat de contactgemeente ontvangt niet louter voor de gemeenten.

    Op basis van de regionale analyse bepaalt de regio wat de sterkten en zwakten zijn, en daarmee de opgave, en wat er nodig is om de streefcijfers te gaan halen. Vervolgens bespreekt de regio wat de partners vanuit hun reguliere wettelijke taken kunnen bijdragen aan het doel (de streefcijfers) en  wat er aanvullend nog nodig is. Daarna bepaalt de regio welke partij(en) de aanvullende maatregelen het beste kan/kunnen uitvoeren en waar dan het budget voor het regionaal programma naartoe gaat.

  • Nee. Het budget voor het regionaal programma dat de contactschool ontvangt is bedoeld voor jongeren met een hoog risico op uitval of jeugdwerkloosheid. voor alle scholen. 

    In overleg bepaalt de regio op basis van de regionale analyse:

    • welke maatregelen de partners al in hun eigen beleid hebben opgenomen,
    • waar de grootste uitdagingen liggen
    • welke maatregelen daarvoor nodig zijn en
    • op welke wijze dit wordt bekostigd en uitgevoerd.

    Op basis van de regionale analyse moet dus blijken of inzet op een specifieke school nodig is. 

  • De loon- en prijsbijstelling van het budget voor de contactschool wordt gedurende de looptijd van het regionaal programma toegevoegd aan de lumpsum van alle mbo-instellingen. Nadat het regionaal programma is afgelopen, wordt de opgebouwde lumpsum vanaf het nieuwe regionale programma toegevoegd aan het budget voor de contactschool voor het regionaal programma.

  • Uiteraard, want het is 1 budget.
     

  • Ja

9. Budget Regionaal Programma Contactgemeente

  • De loon- en prijsbijstelling voor de Doorstroompuntfunctie wordt jaarlijks toegepast halverwege het lopende jaar. Dit geldt ook voor de loon- en prijsbijstelling van het budget voor de contactgemeente voor het regionaal programma. Deze wordt gedurende de looptijd van het regionaal programma toegevoegd aan het budget voor de Doorstroompuntfunctie. 

  • Dat klopt! Het wetsvoorstel is in 2025 nog niet in werking, dus dan kunnen ook de middelen daar nog niet aan worden besteed. Wel mogen de middelen worden ingezet voor de voorbereidingen voor het nieuwe programma.

    Vanaf het moment dat de wet wel in werking is (beoogd per 1 januari 2026) mogen ook de specifieke uitkeringen van voor die tijd aan de nieuwe taken worden besteed. Dat geldt dan weer niet voor de subsidie.

  • Ja, het extra budget van de specifieke uitkering (spuk) voor 2025 mag ook worden gebruikt voor kosten die zijn gemaakt in 2024. Spuks kunnen worden uitgegeven tot en met 31 december 2026.

  • De uitvoering van de Leerplichtwet 1969 wordt betaald vanuit het gemeentefonds. 
    Wat betreft de bekostiging voor nieuwkomers in het wetsvoorstel school naar duurzaam werk:

    • Als een nieuwkomer op t0 stond ingeschreven in het bekostigd onderwijs (bijv op een ISK) en op t+1 niet meer staat ingeschreven in het bekostigd onderwijs en geen startkwalificatie heeft, dan is het een voortijdig schoolverlater.
    • Bij de nieuwe verdeling van de middelen wordt uitgegaan van de jongeren woonachtig in de regio of gemeente. Ook nieuwkomers tellen hierin mee. Juist omdat zij relatief meer kans hebben om uit te vallen, zullen zij zwaarder meewegen in het verdeelmodel van het CBS. Er is naar verwachting vanaf 2025 extra budget voor uitvoering van de Doorstroompuntfunctie in verband met de ophoging van de leeftijd van 23 naar 27 jaar. Ook wordt het budget van het regionaal programma fors verhoogd. Er is geen extra budget specifiek geoormerkt voor nieuwkomers.
    • In de regionale gesprekken die we hebben gehad in het land is vaker ter sprake gekomen dat scholen en gemeenten het ingewikkeld vinden om tot een goed aanbod voor nieuwkomers te komen. Daarom voert OCW een toekomstverkenning uit naar nieuwkomersonderwijs.
    • Hoewel het niet een verplicht thema is om afspraken over nieuwkomers te maken, kunnen regio’s er zelf voor kiezen middelen in te zetten op deze doelgroep. 
  • Aanvulling op de vraag: Zij hebben, vanwege hun uitzonderingspositie, geen recht op reguliere studiefinanciering en het collegegeld voor Oekraïense studenten wordt ook niet meer verlaagd vanuit de Rijksoverheid. Dit betekent dat zij het volledige instellingsgeld van bijna €10.000 per jaar moeten betalen en dat is financieel vaak onhaalbaar. Deze jongeren hebben nog geen startkwalificatie, en zouden wel naar het mbo kunnen maar daarmee zitten ze niet op de meest passende plek.

    Antwoord:

    Het is een bekend signaal. Oekraïense ontheemden hebben inderdaad geen recht op studiefinanciering, omdat ze van buiten de EER komen. Er is ook geen zicht op een verandering hierin. Wel kan het UAF bemiddelen voor een lager instellingscollegegeld voor deze studenten: Oekraïne - UAF. Het UAF ontvangt hiervoor subsidie van OCW/directie HO&S.

    Een alternatief (indien de kosten voor een ho-opleiding niet te dragen zijn) is een mbo-4 opleiding. In het mbo is namelijk een kwijtschelding van het collegegeld mogelijk. Zie vraag 3 in dit overzicht: Hoe werkt instroom in het mbo en hoger onderwijs voor leerlingen uit Oekraïne? (Rijksoverheid.nl)

  • Het is aan de regio zelf om hier afspraken over te maken. Dit is niet vanuit het Rijk voorgeschreven. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk geld ten goede komt aan jongeren en dat de middelen doelmatig worden besteed. 

  • Er is geen apart budget voor jongeren met startkwalificatie. In het regionaal programma kunnen afspraken opgenomen worden voor de begeleiding van jongeren met een startkwalificatie. Regio’s kunnen ook budget uit het regionaal programma inzetten voor jongeren met een startkwalificatie.

  • Ja. Bij de begroting kan ook budget worden opgenomen dat niet op basis van de nieuwe regeling regionaal programma en Doorstroompuntfunctie 2026-2029 wordt verstrekt. 

  • In de regeling van voor 2020, stond inderdaad niet expliciet dat niet-bestede RMC-middelen teruggevorderd worden. Sommige regio’s hebben nog reserves hiervan. In de regeling regionaal programma en Doorstroompuntfunctie 2026-2029, is opgenomen dat deze oude reserves uiterlijk in 2029 moeten zijn besteed aan het beoogde doel: het tegengaan van vsv. Dit wordt bijgehouden op Sisa-regel D1. Niet bestede middelen worden na 2029 teruggevorderd. 

  • De subsidie aan de contactschool wordt dan niet of slechts gedeeltelijk toegekend.
    De contactgemeente ontvangt in het najaar van 2025 een specifieke uitkering voor 2026 voor de Doorstroompuntfunctie en regionaal programma. In de regeling staat de voorwaarde dat er een regionaal programma is. Als dit programma onverhoopt niet komt, of niet goedgekeurd is, kan een deel van de specifieke uitkering worden teruggevorderd.  

    We wachten dus niet met beschikken en betalen van het deel van de contactgemeente totdat er een goedgekeurd programma is. Voor het deel van de contactschool geldt dat wel.

10. Vragen over Verdeelmodel CBS

  • Er zijn drie redenen waarom een regio er procentueel op achteruit kan gaan:

    1. Wanneer de regio in de huidige situatie een veel groter aandeel van de middelen krijgt dan je op basis van het aantal jongeren zou mogen verwachten. Dat zou te rechtvaardigen zijn als de populatie te maken heeft met relatief veel problematiek. Soms blijkt het risico op uitval kleiner dan gemiddeld in Nederland. 
    2. Wanneer de gemeente(n) in de regio nu nog een decentralisatie-uitkering jeugd ontvangen. Deze DU is gebaseerd op armoedeprobleemaccumulatiegebieden (apcg). Dit is een postcodegebied waar bepaalde indicatoren boven een drempel uitkomen. 
      Slechts 35 individuele gemeenten ontvangen budget, dat is erg scheef verdeeld en niet op basis van de opgave van de regio. Met het stopzetten van de DU-jeugd en overhevelen van dit budget naar het regionaal programma, wordt dit meer gelijkmatig verdeeld op basis van de opgave van een regio. Het CBS heeft ook aangegeven dat regio’s met relatief veel apc-gebieden er gemiddeld minder op vooruit gaan.
    3. Wanneer regio’s gesplitst zijn in het verleden zijn kregen zij beiden een vaste voet (zo’n kleine 3 ton). De extra vaste voet werd betaald uit budget van de andere regio’s. In de nieuwe verdeling werken we niet meer met een vaste voet, omdat dit regio’s stimuleert om te splitsen. Uitgangspunt is nu de opgave van de regio.

    Scholen krijgen daarnaast nog extra structureel budget voor aanvullende loopbaanbegeleiding (20 mln mbo, 1,5 mln pro/vso) en gemeenten budget voor begeleiding naar werk (9,9 mln) + 2,6 voor de coördinatie van de centrumgemeente). 

  • Het ministerie van OCW heeft toegezegd regio’s hiervoor financieel te compenseren. Concreet betekent dit dat het budget voor de contactgemeente in deze regio zal worden verhoogd. Zo kunnen deze jongeren in de grensregio’s van de Doorstroompunten  ondersteuning krijgen bij uitval zonder startkwalificatie. Hoe dit precies vorm krijgt wordt in de nieuwe regeling uitgewerkt, die naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 wordt gepubliceerd.

(Wijziging) regio-indeling

  • In dat geval zullen meerdere centrumgemeenten moeten mee tekenen op het regionaal programma. Door KBA Nijmegen en De Beleidsonderzoekers is eerder onderzoek gedaan naar de verschillen in regio-indeling. Geconcludeerd werd dat over het algemeen geen urgentie wordt gevoeld om landelijk op een nieuwe indeling over te gaan.

    Momenteel kan de samenstelling van de Doorstroompunt-regio en de arbeidsmarktregio gewijzigd worden op verzoek van de partijen in de regio zelf. Zo kan (in de tussentijd) tegemoet gekomen worden aan een eventuele behoefte om in een specifieke regio een knelpunt als gevolg van de regio-indeling op te lossen.

  • Een wijziging van de Doorstroompunt-regio moet doorgegeven worden aan het mailadres vanschoolnaarwerk@minocw.nl. Geef dan aan wat er precies wijzigt en per wanneer. Wijzigen mag niet meer tijdens de looptijd van het regionaal programma, tenzij er een fusie of gemeentelijke herindeling is.

    OCW kent officieel geen sub-regio’s. Als service is op het vsv-dashboard ook de subregio toegevoegd. Deze kan gewijzigd worden door een mail te sturen aan het mailadres op het vsv-dashboard: informatieproducten@duo.nl.

Gegevensdeling

  • Nee. Het Doorstroompunt richt zich op jongeren zonder startkwalificatie en heeft geen wettelijke taak voor jongeren met startkwalificatie. Er is daarmee geen wettelijke grondslag om gegevens te verwerken. 

    De mbo-instelling heeft een wettelijke grondslag om studentgegevens na diplomering nog twee jaar te verwerken. Indien de ondersteuning wordt voorgezet door de gemeente (als uitvoerder van het nieuwe artikel 7a van de Participatiewet), heeft de gemeente een wettelijke grondslag om gegevens te verwerken. De school levert een overgangsdocument aan de gemeente, met goedkeuring van de jongere. 

Doelen regionaal programma

  • Nee, jongeren zonder startkwalificatie zijn op individueel niveau in beeld bij het Doorstroompunt. Op een geaggregeerd niveau wordt informatie over jongeren van 15 tot 27 jaar zonder onderwijs en werk gepubliceerd in het NEET-dashboard. Trainingen zijn bij DUO niet bekend omdat het geen formeel onderwijs is. Daarom kan dit niet worden meegenomen. 

    Het Doorstroompunt heeft alle jongeren zonder startkwalificatie in beeld. Jongeren met startkwalificatie zijn -indien nodig- na het verlaten van de school in beeld bij de school of bij de gemeente, indien de ondersteuning wordt voortgezet door de gemeente.
     

  • De Doorstroompunten ontvangen alleen de gegevens van jongeren zonder startkwalificatie, zoals nu ook het geval met de jongeren tot 23 jaar. 
    Dit gaat via dezelfde systematiek als nu met DUO en het Inlichtingenbureau.

    Voor jongeren met startkwalificatie krijgt het Doorstroompunt geen individuele gegevens, want zij behoren niet tot de wettelijke taak. In het NEET-dashboard komen deze groepen wel terug, maar dat is op geaggregeerd niveau. 

  • Ja. Dit zijn immers jongeren zonder startkwalificatie.

  • De taak voor verzuim wordt verruimd van 23 naar 27 jaar voor jongeren zonder startkwalificatie. De werkwijze blijft zoals die nu is tot 23 jaar, dus ook voor het melden van verzuim. Aangezien de meeste 23 tot 27 jarigen die onderwijs volgen al een startkwalificatie hebben, is het aantal extra meldingen relatief klein.

  • Vso-jongeren met uitstroomprofiel vervolgonderwijs kunnen vsv’er worden als zij niet doorstromen naar vervolgonderwijs. Jongeren uit het pro en vso-leerlingen met uitstroomprofiel arbeidsmarkt of dagbesteding vallen niet onder de vsv definitie. Zij kunnen alleen vsv’er worden als zij doorstromen naar het mbo en vervolgens ongediplomeerd uitvallen. 

  • Als jongeren op 1 oktober ingeschreven staan in het bekostigde onderwijs en een jaar later niet meer en ook geen startkwalificatie hebben behaald, dan zijn ze vsv’er. Jongeren die een reguliere opleiding in het bekostigd onderwijs volgen kunnen dus vsv’er worden. Inburgeringsonderwijs telt niet als een inschrijving in het bekostigd onderwijs.

  • Jongeren tot 18 hebben inderdaad recht op onderwijs, ook asielzoekers. Als een asielzoeker (zonder status) ingeschreven staat in het mbo, mag hij zijn opleiding afmaken na zijn 18e. Heb je nog geen status en ben je ouder dan 18, laten mbo-instellingen je niet toe. Zie: Wetten & regels rond opleiding | SER

  • De Regeling wordt als volgt aangepast: Bij de Afspraken (conform artikel 2.4 ) wordt toegevoegd
    d. het verbeteren van de voorbereiding op en de overgang naar het mbo, met speciale aandacht voor overstappende vso-leerlingen en nieuwkomers.

    Er is een Kamerbrief verstuurd over nieuwkomers. Hierin is aangekondigd dat Doorstroompunten, gemeenten en scholen die samenwerken in de Doorstroompuntregio verplicht worden om in hun regionale programma’s afspraken te maken over het verbeteren van de overgang van het vo naar het mbo met speciale aandacht voor nieuwkomers. Dit nemen we op in de regeling regionaal programma en Doorstroompuntfunctie 2026-2029.

Loopbaanbegeleiding

  • De school is verplicht om een schoolverlater met een Entreediploma (mbo 1) een aanbod te doen voor aanvullende loopbaanbegeleiding, tenzij de student zich aansluitend inschrijft voor vervolgonderwijs. De school kan vervolgens - als ze het in het belang van de jongere achten – deze aanvullende loopbaanbegeleiding laten voortzetten door de gemeente (de uitvoerder van de Participatiewet). In dat geval deelt de school – met toestemming van de student – het overgangsdocument met de gemeente. De gemeente is de best toegeruste partij om entree-gediplomeerde naar werk te begeleiden. 

    Jongeren die zonder Entree-diploma het onderwijs verlaten, vallen onder de verantwoordelijkheid van het Doorstroompunt. Ook jongeren met entree-diploma vallen onder de doelgroep van het Doorstroompunt omdat zij nog geen startkwalificatie hebben. 

    Het Doorstroompunt stemt tot een jaar na diplomering met de oude entree-opleiding af of er ondersteuning nodig is. 

  • De regio’s kúnnen kiezen voor het landelijke voorbeeld dat onderzoeksbureau De Beleidsonderzoekers heeft uitgewerkt. Zij maken afspraken over een uniform format dat gebruikt wordt in de Doorstroompuntregio. Er zijn echter ook regio’s die al met een eigen format werken en hun systemen daarop hebben ingericht. Zolang dat format uniform is voor alle scholen in de doorstroompuntregio, zien we geen reden om daar van rijkswege op in te grijpen. We raden aan om in ieder geval de volgende onderdelen op te nemen: 

    1. contactgegevens van de jongere en de school;
    2. de schoolcarrière (diploma’s, stages, bijbanen);
    3. vaardigheden en kwaliteiten van jongeren;
    4. wensen en dromen;
    5. ondersteuningsbehoefte(n);
    6. mogelijkheden voor verdere ontwikkeling.

    Als scholen last hebben van nuanceverschillen tussen de regio’s waar zij werkzaam zijn, dan is dat iets om aan te kaarten in de betreffende regio’s.

  • Ja, Het overgangsdocument is zowel bedoeld voor jongeren tot 18 jaar als ouder dan 18 jaar. Alleen als de jongere heeft ingestemd met het vervolgen van de ondersteuning door de gemeente, kan dit document gedeeld worden (Dit staat in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel artikel 4.5.1)

  • Dat klopt, tussen 16 en 18 jaar moeten ouders mee ondertekenen.

  • Het Doorstroompunt is verantwoordelijk omdat het gaat om een voortijdig schoolverlater. De aanvullende loopbaanbegeleiding vervalt na uitstroom als er een directe aansluiting op vervolgonderwijs is. 

  • Ook hier geldt dat de aanvullende loopbaanbegeleiding vervalt na uitstroom als er een aansluitende vervolgopleiding wordt gestart. Het is aan de school en de regio om hier beleid voor vast te stellen en afspraken over te maken. 

  • Er is geen leeftijdsgrens inderdaad. Het klopt dan ook dat deze taak ook geldt voor mensen ouder dan 27. Scholen moeten dus ook voor de Entree en bol niveau 2 studenten ouder dan 27 een aanbod doen. 

    Argumentatie is dat deze groep ook kwetsbaar is op de arbeidsmarkt, ze doen niet voor niets Entree of bol. De omvang van deze doelgroep zal redelijk beperkt zijn, omdat de meeste mensen ouder dan 27 een bbl-opleiding doen. 

    De instelling kan in haar beleid de leeftijd afbakenen tot 27 jaar voor de bbl niv 2 en niv 3 en 4 (kan-bepaling in de wet). 

    Scholen hebben veel ruimte om maatwerk te bieden, dus als blijkt in een gesprek in de laatste fase van de opleiding, dat er geen begeleiding nodig is, dan stopt het ook.
     

Overige vragen

  • Nee, in de wet- en regelgeving wordt niet nader gedefinieerd wat wordt verstaan onder duurzaam werk. Het doel van de wet is dat jongeren zoveel als mogelijk aan het werk zijn, dat dit werk een mate van zekerheid geeft en dat jongeren hier zoveel als mogelijk zelfstandig van kunnen leven. We zijn voornemens om de volgende indicatoren op te nemen in het dashboard vsv en NEET. Zo kunnen partijen in de regio bepalen of inzet op meer duurzaam werk voor jongeren nodig is:

    • het aantal uur dat iemand werkt (meer dan 12, meer dan 20, economisch zelfstandig);
    • hoe lang iemand de afgelopen periode heeft gewerkt;
    • het type contract (vast/flexibel/zzp).

    Dit past binnen de autonomie die de partijen in de regio hebben bij het maken van het regionaal programma.

  • Grote wijzigingen, zoals grote financiële veranderingen, het stoppen van een maatregel of het starten van een nieuwe, moeten tussentijds gedurende de looptijd van het regionaal programma worden gemeld bij OCW (mailadres: vanschoolnaarwerk@minocw.nl)

  • Wetsvoorstel

    • nov: Publicatie wet
    • 1 januari 2026:  Beoogde inwerkingtreding wetsvoorstel

    Besluit 

    • Tot 19 sept: Voorhang Tweede Kamer en Eerste Kamer
    • Sept/okt: advisering door de Raad van State (RvS)
    • Nov: nader rapport naar Ministerraad
    • Nov/dec: publicatie besluit
    • 1 jan 2026: inwerkingtreding besluit

    Ministeriële regeling

    • Begin okt 2025: publicatie regeling - op voorwaarde geen vragen/opmerkingen Tweede Kamer op besluit.
    • Uiterlijk dec 2025: Beschikkingen voor contactgemeenten Doorstroompunt en regionaal programma
    • 1 jan 2026: Inwerkingtreding regeling

    Aanvraagprocedure 

    • Vanaf 1 juli: Regio’s kunnen een concept van hun regionaal programma indienen voor een pre-toets en advies bij OCW en SZW via vanschoolnaarwerk@minocw.nl
    • Tot 31 jan 2026:  Contactscholen vragen subsidie aan, op basis van gezamenlijk regionaal programma. Dit gaat dus ook over budget van de contactgemeente voor het regionaal programma.
    • 31 maart 2026: Beslissing OCW en SZW en beschikking DUO op subsidieaanvraag regionaal programma.
       
  • VNG start hiermee zodra de wet is aangenomen. De verwachting is dat de modelverordening half november beschikbaar komt.

  • De nieuwe regeling regionaal programma 2026-2029 is in het voorjaar van 2025 in internetconsultatie geweest. In bijlage 3 van deze regeling is het format opgenomen dat ingevuld moet worden. Voor OCW en SZW is dit format gelijk aan het regionaal programma. 

    De regeling wordt in het najaar 2025 definitief gepubliceerd. Het format is dus nog een concept, maar geeft wel een goed beeld wat de eisen zijn. 

     

  • Het kan zo zijn dat andere gemeenten in een andere arbeidsmarktregio dit als reguliere taak doen. Misschien ligt de oplossing dan in twee maatregelen: een voor alle gemeenten in de ene arbeidsmarktregio en een andere maatregel, die beter bij hun situatie past, voor de gemeenten in de andere arbeidsmarktregio.