Overslaan en naar de inhoud gaan

Groningen heeft ‘basis richting nieuwe baan statushouders op orde’ dankzij werkfittraject

Gepubliceerd op 22 november 2022

De arbeidsmarkt staat te springen om mensen. Maar nog steeds is er nog een groot potentieel aan mensen die wel aan het werk willen, maar die net niet de volgende stap kunnen doen. Projectleiders Mario van Dijk en Inge Westerhof sloegen daarom de handen ineen en zetten samen het traject ‘werkfit voor de arbeidsmarkt’ op. Daarvan zijn de eerste twee pilots inmiddels succesvol afgerond.

Te harde landing 

Voordat Mario dit project startte, was hij regiocoördinator Statushouders voor de regio Noord-Nederland. Vanuit deze rol kwam hij veel bij gemeenten op bezoek. Tijdens zijn bezoeken kreeg Mario continu te horen dat de statushouders te hard landden, op het moment dat de gemeente ze aan werk wilde helpen.

‘’Ze ontberen de basale vaardigheden van een werknemer, zoals het op tijd komen, zich kunnen uiten in de Nederlandse taal of het durven stellen van hulpvragen’’ kreeg hij terug. Een aantal gemeenten gooide dan ook het balletje op: ‘’Het zou mooi zijn als we hier een traject voor hadden.’’

Tips

  • Begin klein maar pak het uiteindelijk regionaal op zodat je dekking hebt en gebruik kunt maken van regionale gelden.
  • Formeer een team van professionals uit de hele keten en bespreek elkaars rol.
  • Kijk naar de bestaande structuren en zet die goed in. Ga niet zelf opnieuw het wiel uitvinden.’
  • Werk samen met leerwerkbedrijven. Vraag ze wat hun visie is op het laten instromen van andere doelgroepen.
  • Besteed aandacht aan de randvoorwaarden, zoals vervoer, kinderopvang en de armoedeval. 

Bedrijven aangehaakt

Vanuit Werk in Zicht, een samenwerkingsverband binnen de arbeidsmarktregio Groningen/Noord Drenthe, werd de financiering geregeld. Mario vertelt over de start van het project: ‘’Al snel hebben we een team professionals geformeerd die het tot een succes hebben gemaakt. De diversiteit van het team was cruciaal: het bestond uit de trainers van vier leerwerkbedrijven in de regio, onder wie één van een ontwikkelbedrijf dat gespecialiseerd is in statushouders. Ook deden accountmanagers, jobcoaches en werkcoaches mee in het ontwikkelen van het traject. Het doel was duidelijk: gezamenlijk een traject verzinnen voor statushouders waardoor ze makkelijker uitstromen. Met andere woorden: de basis op orde om in Nederland te werken.’’

Informatiebijeenkomst voor statushouders
Informatiebijeenkomst voor statushouders

Ook werd de samenwerking gezocht met het bedrijfsleven. Het bleek dat een aantal bedrijven in de branche installatietechniek dringend behoefte had aan instroom. Die deden graag mee. Er volgden gesprekken om helder te krijgen welke werknemersvaardigheden voor deze bedrijven belangrijk zijn. En zo kwam Mario, via de accountmanager, ook in contact met projectleider Inge Westerhof, die op dat moment werkzaam was bij de branchevereniging Installatietechniek.

Praktisch blijven

Inge benadrukt dat het belangrijk is om zowel de behoeften van kandidaat als die van de werkgever mee te nemen in het traject. ‘’We hebben niet uit het oog verloren wat een werkgever nu eigenlijk wil. Want we kunnen wel vanuit de kandidaat een programma neerzetten, maar we moeten ook praktisch blijven en zorgen dat iemand daadwerkelijk die stap richting de arbeidsmarkt kan maken.’’

Kijkje in de keuken

Volgens Mario en Inge is één van de succesfactoren bij het opzetten van het traject, dat de leerwerkbedrijven het traject samen hebben bedacht. Ze zijn bij elkaar in de keuken gaan kijken, hebben inzichten met elkaar gedeeld en geleerd van elkaars modules. Dat delen is uniek, zegt Mario: ‘’Toen ik nog bij een leerwerkbedrijf werkte, waren leerwerkbedrijven concurrenten en was in elkaars keuken kijken not done.’’

Het traject in cijfers

Uiteindelijk werd het een werkfittraject van twaalf weken, gefocust op installatietechniek. Aan het eerste pilot-traject namen achttien statushouders deel. In twaalf weken volgden zij allerlei trainingen uit verschillende modules, zoals Nederlandse taalvaardigheid en werkcultuur, vakjargon en het behalen van de nodige certificaten zoals VCA. Inge regelde samen met de leerwerkbedrijven meeloop- en praktijkdagen om kandidaten te laten kennismaken met de praktijk. 

Van de achttien kandidaten is 75 procent uitgestroomd naar een baan bij één van de deelnemende bedrijven. Mario: ‘’Maar het werkfittraject moet ook aansluiten op de mooie trajecten die er al zijn. Als je dit goed hebt ingeregeld, heb je een mooie sluitende aanpak. Vergelijk het met het onderwijssysteem, waar alle klassen ook op elkaar aansluiten.’’

Medewerker aan de slag met de zaagtafel
Medewerker aan de slag met de zaagtafel

 

 

Foto: Leren door te doen!

Een van onze deelnemers had nog nooit gewerkt met een cirkelzaag/zaagtafel. Deze deelnemer vond het spannend en liet altijd andere collega’s iets zagen. Maar vandaag was de dag dat deze deelnemer, in goede begeleiding van de werkbegeleider, zelf aan de slag ging met de zaagtafel!

 

 

Out-of-the-box denken

De rol van de jobcoach in dit proces is cruciaal. Ook nadat kandidaten een baan hadden gekregen, blijft de jobcoach betrokken. ‘’We zorgen voor die zachte landing door iemand aan de hand te nemen, maar we betuttelen niet’’, voegt Inge toe.
Inge en Mario schrijven het succes van de pilot verder toe aan out-of-the-box denken. ‘’Als iemand niet paste bij de deelnemende bedrijven, keek de accountmanager uit ons team naar een andere geschikte functie.’’ 

Toekomstvisie voor het werkfittraject

Inmiddels is ook de tweede pilot succesvol afgerond. De tweede pilot richt zich op de thuiszorg. Binnen de thuiszorgbranche is er dringend behoefte aan personeel, dus er is veel animo bij de bedrijven. Het traject werd nog een keer gedraaid, met een groep van elf mensen. Dit keer niet alleen statushouders, maar allerlei mensen uit de regio die zich aanmeldden. ‘’Het onbenut arbeidspotentieel’ noemt Mario dat. Ook dit keer stroomde rond de 70 procent uit naar een baan. 

Mario ziet graag dat de pilots uitgroeien in een werkfittraject voor de hele arbeidsmarkt, ongeacht welke branche. “De basale vaardigheden die nodig zijn, zijn redelijk universeel. Als het aan ons ontwikkelteam ligt, gaan we dit drie keer per jaar doen. We hebben al de backbone van de twee pilots, nu gaan we het door ontwikkelen met alle acht leerwerkbedrijven.’’