Niet te schools
Het is daarom heel belangrijk om de aanpak vooral niet te ‘schools’ te maken, benadrukt Dikker. “De kandidaten kunnen of willen geen werkboeken gebruiken. Dat demotiveert ze.” In het Praktijkloket, beheerd door de onderwijsinstelling, is een begeleidingsdocument beschikbaar. In dat document worden termen als kerntaken en werkprocessen teruggebracht tot concreet gedrag dat van de kandidaat wordt verwacht. Het geeft de begeleider handvatten zonder de kandidaten het gevoel te geven dat ze getoetst worden op theorie. Toetsing gebeurt door de werkgever en niet door een onderwijsinstelling. “De praktijkopleider geeft aan of de deelnemer deze gedragsvoorbeelden beheerst en geeft de praktijkverklaring af. Daarmee neem je weer een deel van ‘schoolse’ gevoel weg”, zegt Dikker. “En maak je het zo laagdrempelig mogelijk.”
Sturing
In de regio hebben uitvoeringsorganisaties, onderwijs en werkgevers samen een gemeenschappelijk doel bepaald. Dikker: “We ontdekten dat het eigenlijk te veel afhing van individuen, om het structureel onderdeel te maken ons werk.” Daarom is het belangrijk om de juiste mensen om je heen te verzamelen en hen allemaal te doordringen van het belang van de werkwijze. “Hou structureel overleg om sturing te houden. Dat kan maandelijks zijn, wekelijks of misschien zelfs dagelijks. Dan creëer je eigenaarschap.”
De werkgeversdienstverlening kan alleen verbeterd worden als praktijkleren bespreekbaar wordt in de organisatie, legt Dikker uit. “Maar vaak is er angst dat ze niet alle informatie en kennis hebben. Die angst kan weggenomen worden door waar nodig gebruik te maken van externe expertise, bijvoorbeeld het platform Leerbanenmarkt van het Samenwerkingsverband Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Daar zijn leerbanen te vinden, op zoek naar kandidaten. “Maar het is vooral een kwestie van gewoon beginnen”, zegt Dikker. “Zonder je af te vragen of je van tevoren alles wel weet.”