Overslaan en naar de inhoud gaan

Midden-Brabant betrekt de jongeren zélf bij de aanpak van jeugdwerkloosheid

Gepubliceerd op 19 december 2022

Jongeren centraal stellen bij de aanpak van jeugdwerkloosheid: het lijkt zo simpel en logisch. Toch lukt het professionals maar mondjesmaat om hun aanbod voor jongeren over de bühne te brengen, mede door een gebrekkige onderlinge samenwerking en het gemis van ‘knallende’, doelgroepgerichte communicatie. Hoe jongeren wél te betrekken en bereiken? We vroegen het Nina Hoek van Dijke, eigenaar van jongerencommunicatiebureau ‘Jong en Je Wil Wat’ en Marc Bevers, programmamanager bij Midpoint Brabant.

Of ze nu hun rijbewijs moeten halen, met jeugdzorg te maken krijgen of werkloos zijn: in de ruim twaalf jaar dat ze haar jongerencommunicatiebureau ‘Jong & Je Wil Wat’ runt, heeft Nina Hoek van Dijke geleerd dat je jongeren alleen begrijpt als je je verdiept in hun belevingswereld en ze vervolgens actief bij plannen betrekt. “Vaak worden jeugdwerkloosheidsprogramma’s gelanceerd, waarin jongeren zelf niet zijn meegenomen of waarvan ze helemaal niets weten. Dat is echt een gemiste kans. Wil je jongeren bereiken en impact hebben op voor hun belangrijk beslissingen, dan moet je samenwerken met partijen die helpen een brug te slaan tussen de gemeente en jongeren. Verder zijn een ‘knallende’ communicatie en het constant activeren en motiveren van jongeren enorm belangrijk.”

Tips en ervaringen

  • Kijk bij (potentiële) samenwerkingspartners en vooral bij jongeren zelf om de behoeften van jongeren in kaart te brengen.
  • Specificeer je doelgroep, want niet alle jongeren zijn hetzelfde. Wat voor type jongeren zijn het? Waar lopen ze tegenaan? 
  • Zet je communicatie en aanverwante activiteiten zo breed mogelijk in om zoveel mogelijk jongeren te bereiken, inclusief de groep die buiten het zicht blijft van andere organisaties.
  • Kijk wat goed gaat en wat juist niet. Wat vinden jongeren er zélf van?
  • Overleg als samenwerkingspartners hoe je elkaar kunt versterken, zodat je je samen verantwoordelijk voelt voor de jongeren.
  • Ga de straat op, zie wie en hoe je doelgroep écht is en verbind jouw systeemwereld met de wereld van de jongeren.
  • Laat jongeren weten dat je ze nodig hebt, omdat ze jou waarde opleveren.

Om de Nederlandse jeugdwerkloosheidsaanpak beter in kaart te brengen, deden Hoek van Dijke en haar collega’s in opdracht van het ministerie van SZW literatuuronderzoek naar wat het betrekken van jongeren ‘doet’. Daarbij brachten ze verschillende succesvolle voorbeelden en projecten in kaart, zoals Jongerenpunt Midden-Brabant. “Hier maakt het niet uit met welke vraag jongeren aankloppen, ze worden geholpen”, constateert Hoek van Dijke. “Is het niet door het Jongerenpunt, dan wel door een van de netwerkpartners. De onderlinge kennisdeling is zo ingericht dat elk vraagstuk wordt opgelost.”

Pizzasessies om jongere te bereiken

Typisch aan de aanpak van Jongerenpunt Midden-Brabant is dat jongeren zélf aangeven hoe zij werkloosheidsthema’s willen aanvliegen.

Marc Bevers - programmamanager Midpoint Brabant
Marc Bevers - programmamanager Midpoint Brabant

“Je creëert betere oplossingen als je het samen doet met de mensen die iets met die oplossingen moeten. Het is geen rocket science”, zegt Marc Bevers, programmamanager bij Midpoint Brabant. “Verder moet je de taal van jongeren spreken en begrijpen - zonder meteen door te slaan -, snel schakelen, goed luisteren en vooral: meebewegen. Er zijn allerlei manieren om jongeren bij programma’s te betrekken, variërend van pizzasessies en hackathons tot jongerenpanels en speciale WhatsApp-groepen. De kracht van dit soort initiatieven is dat je hen het gevoel geeft dat de oplossing ook een beetje van hen is.”

Schijnparticipatie 

Net als Hoek van Dijke ziet Bevers, die ook in Eindhoven en Alphen aan den Rijn meebouwt aan het verbeteren van de aanpak jeugdwerkloosheid, dat het besef van het belang jongeren centraal te stellen toeneemt. Al blijft het daar meestal ook bij. Bevers: “Wat organisaties - vooral overheidsinstanties - vergeten is om ook zélf te veranderen. Vaak is er sprake van een soort schijnparticipatie; van ‘meedoen om het meedoen’. Jongeren worden selectief bij het programma betrokken, zonder te kijken naar wat ze beweegt. Het beleid is al geformuleerd, waarna aan einde van de rit tegen jongeren wordt gezegd: ‘Goh, mooi programma zeg. Dat vinden jullie ook, toch?’”

Heel veel jongeren hebben volgens Bevers dezelfde vragen. Ze vinden het bijvoorbeeld spannend om bij UWV naar binnen te lopen. Of ze worden niet gehoord, begrepen of te langzaam geholpen. Een groot deel van de oplossing zit in het meer jongerenproof maken van het aanbod.”

Communicatie mag geen sluitpost zijn

Daarom is het ook zo belangrijk om te investeren in meer doelgroepgerichte communicatie. Hoek van Dijke: “Jongeren zijn gewend aan ‘gelikte’ communicatie, via welk kanaal dan ook, van voorlichting tot sociale media. Geld voor het optuigen van programma’s is er genoeg, maar communicatie wordt als sluitpost gezien. Gevolg: ‘iemand van welzijnswerk’ moet het dan maar regelen, waarbij veel afhangt van de openheid van de persoon in kwestie en zijn of haar feeling met de doelgroep.” Bevers: “De communicatie sluit zelden aan op jongeren. Discussies spelen zich vaak af op huisstijlniveau. Communicatie-uitingen moeten per se passen bij de ‘belangrijkste organisatie’. Maar wil je jongeren betrekken bij je plannen, dan moet je goed kunnen schakelen tussen het abstract-strategische en juist het heel platte uitvoerende. En daar schort het nogal eens aan.” 

De straat op

Soms is het probleem dat organisaties wel met jongeren wíllen communiceren, maar niet weten hoe en waar ze te vinden. “Het gaat om een relatief onzichtbare groep”, beaamt Hoek van Dijke. “Uit ons onderzoek blijkt dat theoretisch opgeleide jongeren vaak het gevoel hebben dat ze alles zelf moeten doen en toch ‘nergens recht op hebben’. Praktisch opgeleide jongeren staan meestal wantrouwender tegenover de overheid en blijven daarom liever buiten beeld. De oplossing? Letterlijk de straat op gaan, naar plekken waar jongeren zijn. Verder hebben werkloze jongeren meestal vrienden die ook werkloos zijn of zijn geweest. Via-via bereik je vaak ook het nodige.”

Naar behoefte op- en afschalen

Bevers, gepokt en gemazeld in het bereiken en betrekken van werkloze jongeren, is blij dat het thema jeugdwerkloosheid stijgt op de nationale urgentieladder. “Dat moet ook, want het fenomeen blijft bestaan, al verschilt de manier waarop we ernaar kijken. Bij een ruime arbeidsmarkt is het vanuit sociaal perspectief verschrikkelijk voor jongeren om werkloos te zijn. Op een krappe arbeidsmarkt is het dat nog steeds, maar zijn economische argumenten belangrijker. De oplossing is hetzelfde, maar de aanvliegroute is anders.”

Hoek van Dijke besluit: “De aanpak van jeugdwerkloosheid is vaak korte-termijngericht. In goede tijden worden programma’s volledig afgeschaft. Beter is om deze af- en weer op te schalen, op basis van tussentijdse evaluaties. Er moet een aanbod komen waarin jongeren zichzelf herkennen en de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Soms missen ze bepaalde werknemersvaardigheden, omdat ze niet alles hebben meegekregen in hun leven, maar die zijn prima aan te leren als je de lat tijdelijk wat lager legt. Dat is vaak precies het opstapje dat ze nodig hebben.”