Alleen het budget voor het regionaal programma wordt verdeeld op basis van het risico op vsv in de regio.
Daarnaast hebben mbo-instellingen zelf ook extra middelen gekregen, o.a. voor: aanvullende loopbaanbegeleiding/extra begeleiding en nazorg (20 mln), extra begeleiding mbo 2 (150 mln landelijk) en LOB (33 mln landelijk). Dit krijgen mbo-instellingen op basis van de eigen studentenaantallen.
Het regionaal programma is niet alleen bedoeld voor jongeren op school, maar ook voor de begeleiding van jongeren nádat ze de school verlaten hebben. Voor deze groep is het logisch om gebruik te maken van de woonplaats van de jongere.
Het is niet mogelijk om de schoollocatie van de jongere leidend te maken voor de middelen voor de contactschool. Enerzijds waren er geen gegevens beschikbaar over de locatie waar het onderwijs feitelijk plaatsvindt op het moment dat het CBS het model maakte. Anderzijds heeft het CBS geen wettelijke grondslag om risico-scores per school of per schoollocatie te publiceren. Dit kan wel per gemeente/regio omdat de risicoscore niet herleidbaar is naar individuele scholen.
Inderdaad zijn er regio’s waar meer leerlingen/studenten van een woonplaats buiten de regio naar school gaan dan andersom. Als een regio relatief weinig schoollocaties heeft en de jongeren dus vaker uitvallen op locaties buiten de eigen regio, is het logisch om ook inzet te plegen op de locaties buiten de regio. Het is immers ook in het belang van de andere regio dat er op school voldoende ondersteuning beschikbaar is voor de jongeren woonachtig in hun regio.
In het vsv-dashboard zijn daarom de leerlingen-/studentenstromen inzichtelijk gemaakt tussen de regio’s.
Regio’s met veel onderwijsinstellingen hebben ook een voordeel, namelijk een grotere beschikbaarheid van onderwijs dichtbij de woonplaats van de student en meer keuzemogelijkheden. Dat levert deze regio’s enerzijds veel op en anderzijds staan er kosten tegenover.
Bij het maken van het CBS-verdeelmodel is aangegeven dat de indicatoren periodiek heroverwogen moeten worden. Een herziening van het model is nu niet meer haalbaar voor de komende regeling, maar voor een volgende regeling (na 2029) kunnen we het model herijken en onderzoeken of de feitelijke locatie waar het onderwijs gegeven wordt dan wel leidend kan worden voor de middelen van de contactscholen.