Vragen en antwoorden
V. Hoe worden de arbeidsvoorzieningen verbeterd voor werkzoekenden die de arbeidsmarkt op willen? Op het ogenblik ontbreekt er eenduidigheid over het waar en hoe. Mensen zijn gebaat bij één loket waar ze worden geholpen. Nu kunnen ze bij meerdere partijen terechtkomen, zoals gemeente en UWV. Die zijn niet altijd goed op de hoogte van het aanbod van andere organisaties.
A. We merken ook dat verschillende publieke en private partijen van alles doen voor werkgevers en werkzoekenden, maar wel ieder voor een stukje van de arbeidsmarkt. We streven naar een situatie dat een klant bij elk loket de juiste dienstverlening krijgt. Dit vraagt van dienstverleners dat zij veel meer en veel beter samenwerken achter de schermen. Dan kan een klant gemakkelijker worden doorverwezen naar de juiste persoon. (Verweij)
V. Hoe willen jullie ontschotting bereiken?
A. We zitten sterk te denken aan integrale dienstverlening waarbij partijen elkaar aanvullen. De klant staat centraal. Partijen gaan om de klant heen staan en zorgen samen voor alle dienstverlening die nodig is. Belangrijk is om te kijken naar de huidige dienstverlening. Het heeft niet de voorkeur dat organisaties allemaal dezelfde soort diensten aanbieden. Zij hebben ieder hun eigen expertises. Ga veel meer uit van de eigen kracht van jouw organisatie. Streef daarom niet naar het aanbieden van een totaalpakket, maar leg je toe op de dienstverlening waar jouw organisatie het meest in kan betekenen. Als alle partijen dat doen en zij elkaar aanvullen, wordt het gemakkelijker om goede dienstverlening aan te bieden. Ook aan mensen die nu tussen wal en schip vallen. (Fretz)
V. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat in de regionale dienstverlening minder de nadruk ligt op doelgroepen?
A. Denk veel meer vanuit het individu dan vanuit de doelgroep. Wie is de klant en wat heeft deze persoon nodig, ongeacht de doelgroep waartoe hij of zij behoort. (Fretz)
V. Met de partijen om de klant heen gaan staan klinkt nogal arbeidsintensief. Hoe wordt dat gefinancierd?
A. Het precieze antwoord hebben wij nog niet, omdat we nu nog de contouren van de toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur aan het schetsen zijn. Toch een mogelijk voorbeeld. Een werknemer volgt een traject bij de vakbond en verliest zijn baan, waardoor hij bij UWV terechtkomt voor een uitkering. Het is dan belangrijk dat hij zijn traject kan afmaken en UWV verder gaat op de ingeslagen weg. Daardoor wordt het voor organisaties hopelijk juist wat minder arbeidsintensief. (Verweij)
V. Is ontschotting hetzelfde als integrale samenwerking of zit daar verschil in?
A. Het kan verschillend zijn. Partijen kunnen samenwerken terwijl er nog schotten zijn. Met ontschotting bedoelen we dat niet meer de uitkering leidend is, dus tot welke doelgroep iemand behoort. Het uitgangspunt is de behoefte van de klant. Hoe kan uit de pakketten van de verschillende dienstverleners een voor de klant optimaal pakket worden samengesteld? Met als kanttekening dat de dienstverlening nodig moet zijn. Want de financiële mogelijkheden zijn natuurlijk niet oneindig. (Fretz)
V. Hoe loopt de wetgeving mee? Vooral de AVG-regels voor gegevensuitwisseling helpen de uitvoering niet altijd.
A. Er verandert het nodige ten opzichte van de huidige arbeidsmarktinfrastructuur. Daarom zullen moederwetten als de Participatiewet en alles wat aan gegevensuitwisseling mogelijk is mee moeten lopen. We zijn daarom zeker niet aan het einde van dit jaar klaar. (Verweij)
V. Ik mis een beetje de doelgroep van werkenden. In het kader van Leven Lang Ontwikkelen (LLO) is dat een belangrijke doelgroep. Hebben jullie daarover al ideeën?
A. We hebben de afgelopen tijd binnen de RMT’s al gekeken naar de dienstverlening aan werkenden. Binnen de nieuwe arbeidsmarktinfrastructuur is ‘van werk naar werk’ een belangrijk element. Een groot deel van de bewegingen hierbij vindt plaats tussen werkgever en werknemer en dat maakt het ingewikkeld. Een publieke organisatie moet niet altijd willen ondersteunen. We spreken nu met de landelijke organisaties over wat je wel publiek-privaat kunt aanpakken en wat je beter aan de markt kunt overlaten. (Verweij)
V. Het werkt heel fijn om samen te kijken naar welke voorzieningen je bij iemand wil inzetten. Maar doen jullie wat aan de steeds andere toelatingseisen bij voorzieningen en wetten? Want dat maakt het een stuk lastiger.
A. Er zijn heel wat voorbeelden van dienstverleners die al zo werken. De huidige schotten maken het echter complex. Het kost veel tijd om het juiste pakket aan te bieden. Met het huidige traject willen we ervoor zorgen dat het gemakkelijker wordt om dingen die al goed werken, te kunnen blijven doen. (Verweij)
V. Wat doen jullie met de ervaringen van de regionale mobiliteitsteams?
A. We nemen hun positieve ervaringen uitdrukkelijk mee. Wat kunnen we nog niet zeggen. Daarvoor moeten de contouren van de arbeidsmarktinfrastructuur eerst worden vastgesteld. (Fretz)
V. Hoe zit het met de samenwerking van verschillende gemeenten? Dat kan echt beter. Nu hebben ze het allemaal net even anders ingericht en dat is heel frustrerend voor werkgevers.
A. Gemeenten hebben een grote beleidsvrijheid en dat heeft ook veel positieve kanten. We willen vooral de arbeidsmarktregio’s betrekken bij harmonisering. Wat is de gezamenlijke lijn binnen de regio en sluit dat aan bij de behoeften van onder meer werkgevers? Waar moeten activiteiten nog gezamenlijk worden georganiseerd en wat moet vooral lokaal blijven? (Verweij)
V. Hoe word ik stakeholder bij het uitwerken van de contouren van de arbeidsmarktinfrastructuur?
A. Dat ben je waarschijnlijk al want je bent werkzaam in het werkveld. We benaderen straks arbeidsmarktregio’s, gemeenten, UWV, sociale partners, scholen en veel andere partijen op de arbeidsmarkt. Je hoeft dus hiervoir eigenlijk niets te doen. (Verweij)